- dateren
- {{dateren}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [stammen uit een periode] date (from) ⇒ go back (to)2 [verouderde indruk maken] date ⇒ become dated♦voorbeelden:1 het huis dateert al uit de veertiende eeuw • the house goes all the way back to the fourteenth centuryde brief dateert van 6 juni • the letter is dated 6th June2 een gedateerd toneelstuk • a dated playII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [van datum voorzien] date2 [jaartal/periode vaststellen] date ⇒ assign a date to♦voorbeelden:1 een brief gedateerd (op) 6 juni • a letter dated June 6th2 kun je het schilderij dateren? • can you put a date on the painting?
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.